Steeds vaker hoor ik dat feminisme en de islam allesbehalve hand in hand gaan. ‘Kijk haar achter die man aanlopen’ of ‘Kijk, ze heeft een hoofddoek’ zijn kennelijk bewijs voor het gebrek aan feminisme binnen de islam. Ik wil niet ontkennen dat er geen vrouwenonderdrukking plaatsvindt binnen de islam, maar het idee dat de islam en feminisme elkaar uitsluiten, lijkt me evenmin kloppend. In mijn ogen is het feminisme niet gekoppeld aan bepaalde kleding, of aan het wel of niet dragen van een hoofddoek. Houdt het feminisme niet juist in dat vrouwen hun eigen keuzes mogen maken?
Jan Leyers, Belgisch muzikant en televisiemaker, sprak in een interview de woorden “Ik zal nooit zeggen dat vrouwen binnen de islam worden onderdrukt. Ik zeg wel: in de islam wordt het verschil tussen man en vrouw nooit vergeten.” Ik weet niet in hoeverre het aan mij is om te beoordelen of er wel of niet sprake is van vrouwonderdrukking binnen de islam, maar ik weet wel dat ik mij graag achter zijn optiek zou willen scharen. Het stigma dat de islam wordt gezien als ‘conservatief’ en het westen als ‘vooruitstrevend’ en ‘feministisch’ doet mijn handen jeuken er iets over te schrijven. Sowieso lijkt mij het idee dat ‘feminisme’ de enige uitweg zou zijn voor de liberalisering van vrouwen een conservatief en bekrompen idee. Als er iets is wat ik zou willen benadrukken, is dat er volgens mij meerdere perspectieven mogelijk zijn wat betreft de liberalisering van vrouwen en of dat in een boerka of mini-rokje gebeurt, is allesbehalve relevant.
Bovendien denk ik dat er vanuit de niet-islamitische bevolking nog onvoldoende inhoudelijke kennis is over de islam om een oordeel over dergelijke vraagstukken te vellen. Dit kwam duidelijk naar boven aan tafel bij Jinek, waar de reporter van Jinek op het Binnenhof langsging om de kennis van feestdagen te toetsen. Deze feestdag betrof het Suikerfeest en geen enkele politicus van het Binnenhof wist deze feestdag te benoemen. Dat is als politicus, waar het je taak is de bevolking te representeren, vrij kwalijk, als je het mij vraagt. Jinek legde dit voor aan Ali B en Najib Amhali, die beiden coulant reageerden. “Het maakt mij niks uit als mensen het niet weten, dat hoeft ook niet”, sprakl Ali B, wat door Najib Amhali werd beaamd. Deze tolerantie ontroerde me enigszins. En misschien is het ook niet relevant om als niet-islamiet alle feestdagen uit je hoofd te weten. Wat belangrijker is, is wederzijds respect en tolerantie. Het soort tolerantie dat zij toonden tegenover onwetende politici.
Wat echter opvallend is aan de bevindingen tijdens de Jinek-uitzending, is het gebrek aan media-aandacht hiervoor. Er werd vrij snel overheen gewalst tijdens de uitzending, maar hoe kwalijk is deze gebrekkige kennis eigenlijk? Het valt op dat nieuwsmedia als de Volkskrant, de Correspondent, Telegraaf en dergelijke deze bevinding niet hebben opgepikt. Wellicht is dit te herleiden naar een tekort aan journalisten die meedoen aan de Ramadan, waardoor dit als onvoldoende representatief werd gezien. Maar als vijf procent van de bevolking zich volgens het CBS moslim beschouwt en de politici die hen moeten representeren niet op de hoogte zijn van hun feestdag, kunnen we dan spreken van een gebrek aan representatie? Misschien wel. Belangrijker is echter dat tijdens de uitzending wederzijdse tolerantie plaatsvond, maar wellicht moeten media-instanties zichzelf afvragen waarom ze dit niet hebben opgepikt als potentieel ‘nieuws’.
Een ander stigma rondom de islam is de combinatie tussen een wetenschappelijk genoten opleiding en het geloof in een God. Dit lijkt eveneens niet te combineren. Ook deze vergelijking lijkt mij enigszins scheef, want sinds wanneer is intelligentie verbonden aan een atheïstische levensstijl? Volgens mij is het geloof in een God een levensstijl waar je je aan wijdt. Net zozeer als ik mij wijdt aan het niet eten van vlees en hier heilig in ‘geloof’, is het geloof in een God een overtuiging van theïsten. En wanneer dit iemand een leidraad biedt, is dit toch enkel een positief gegeven? Achter deze ideeën gaat wellicht het idee schuil dat de wetenschap de bron is van ‘vooruitgang’, maar iedereen boekt vooruitgang op een andere manier en misschien wel helemaal niet. En ook dat is goed, want wie zijn ‘wij’ om een ander op te leggen welke vooruitgang de ‘juiste’ is?
Het is de angst ‘buitenstaander’ te zijn of om in een linkse omgeving ‘onfeministisch’ genoemd te worden die maakt dat we sceptisch zijn over islamitische gronden. In mijn optiek is het juist een uitdaging om enerzijds sterke politieke opvattingen te bezitten, maar anderzijds open te blijven staan voor nieuwe politieke opvattingen. Deze trade-off lijkt echter een van de grootste uitdagingen in het politiek debat en vooral binnen het maatschappelijke debat om begrip. Je kunt het structureel met iemand oneens zijn, maar nog steeds een leuke avond beleven in de kroeg. En hier zijn jonge islamitische meisjes misschien wel het levende bewijs van. Ik zie vaak genoeg een islamitisch meisje met een hoofddoek enorme lol hebben met een islamitisch meisje zonder hoofddoek en met kort rokje. Beide meisjes zouden in even grote mate ‘feministisch’ kunnen zijn, omdat beiden zich vrij voelen de keuze te maken waar zij zich prettig bij voelen.
De angst voor het verkrijgen van stigma’s, zoals bijvoorbeeld het stigma ‘onfeministisch’ of ‘rechts te zijn’, maakt dat we juist andere stigma’s in stand houden. Laten we deze stigma’s proberen open te breken, en open te staan voor meerdere perspectieven. Volgens mij is dat de enige manier om deze stempels te doorbreken, want niemand vindt het echter prettig om alleen maar ‘feminist’ of alleen maar ‘rechts’ te zijn: het een sluit het ander niet uit. Ik doe in ieder geval mijn best om tegen deze stigma’s te vechten, en blijf dit ook zeker doen. Ik weet hoe het is om als ‘die vegetariër’ weg te worden gezet. Maar ik ben niet alleen mijn stigma, ik ben meer dan dat. En dat geldt evenmin voor andere mensen met een overtuiging van een bepaalde levensstijl.
Cover: rawpixel